Christopher Hitchens kreeg ooit het advies dat hij meer moest schrijven zoals hij sprak. Volgens hemzelf en anderen is hij dat daarna ook gaan doen. Mij blijft opvallen hoeveel zwaarder het is om hem te lezen dan om naar hem te luisteren. Hij is met gemak mijn favoriete spreker. Zijn monologen en gesprekken op YouTube bekijk ik ter ontspanning en als inspiratie, de meeste herhaaldelijk. Ze vliegen altijd voorbij. Ik weet niet meer hoe lang ik over Arguably heb gedaan, maar het is veel langer dan zelfs dít aantal pagina’s rechtvaardigt.
Het is waar dat ik lijd aan een algemene leesluiheid, die maakt dat ik video’s en podcasts structureel de voorkeur geef boven kranten, tijdschriften en boeken. Mijn totale onwetendheid over onderwerpen die voor Hitchens duidelijk gesneden koek zijn, is ook geheel mijn probleem. Schrijven voor de beste lezer die je je kunt voorstellen, met dezelfde woordenschat (reikend tot apotropaic en verder) en parate kennis als jijzelf, levert volgens mij beter werk op dan schrijven voor een halfopgeleid waashoofd met Engels als tweede taal. Mogelijk zijn de meeste essays in deze bundel niet alleen intelligenter dan ik, maar intelligenter dan ik kan beoordelen.
Ik heb Hitchens meerdere keren andere intellectuelen zien diskwalificeren als boring. Op C-SPAN onderbrak hij eens zichzelf met de onzekere vraag ‘Am I boring you?’. Ik vermoed dat de druk van een podiumsituatie Hitchens’ beste aforismen uit hem kneep, terwijl de rust van zijn werkkamer hem verleidde tot bijzinnen en bijvoeglijke naamwoorden die zijn teksten niet atletischer maakten, maar ook niet begrijpelijker voor leken. Zou het kunnen dat hij wel degelijk schreef zoals hij sprak, met dien verstande dat hij in zijn teksten vooral probeerde zichzelf niet te vervelen door het ‘gemakkelijke’ te mijden waar ik hem zo om waardeer?