Skip to content

Spons

A: Onze sponsors heten u welkom bij het sponsorevenement Spons.

B: Wat tof! Is dit soms een-

A: Ho, daar mag u niet komen. Dat is van de sponsors. Wacht, ik loop wel even mee. Het is in die grote, witte tent met al die teksten van de sponsors erop.

B: Zo! Jullie zijn flink gesponsord!

A: Ik kan u zeggen, zonder onze sponsors zouden we Spons nooit van de grond hebben gekregen. Weet u hoe het werkt? Bent u eerder op Spons geweest?

B: Mag mijn hond ook mee naar binnen?

A: Ik wou het net zeggen, die kunt u beter even bij uw moeder laten.

B: Dat is mijn zoontje.

A: O, oei. Ik begrijp het. Dan houd ik uw hond wel bij me. Zal ik even uitleggen hoe het werkt? Kijk, in de tent heeft elke sponsor een kraampje en als u aan alle kraampjes iets gekocht heeft, krijgt u bij de uitgang een gratis spons van mijn collega.

B: Oooo! Daarom heet het natuurlijk Spons! Ik dacht vanwege alle sponsors, weet je wel?

A: Sponsors? Nee, we vernoemen ons evenement niet naar onze sponsors. Die zijn al aanwezig genoeg. Het gaat ons puur om de spons.

B: Hartstikke leuk zeg!

A: Veel plezier. Wacht even, jij gaat niet mee. Ik ga op jou passen. Zit.

B: Dat is mijn vader.

A: Pardon, ik dacht dat dát uw vader was.

B: Nee dat is mijn fiets. Achter de fiets staat mijn hond.

A: …

B: Ja sorry, we waren naar iets heel anders onderweg.