Skip to content

Klassieker

‘Maar,’ zei de grote 18e-eeuwse componist tegen zijn vrouw, toen, enkele uren nadat hij huiverend van geestdrift de laatste kruizen en mollen op de laatste noten van zijn laatste meesterwerk had opgetekend, de overwinnigsroes langzaam zijn kalende hoofd verliet, ‘welke naam moet dit hemelse klankenepos gaan dragen? Het moet echt een onvergetelijke titel zijn. Een naam als een getrokken sabel, alleszeggend, herkenbaar voor vriend en vijand, kenner en leek. Wacht even, wacht. Ik heb ‘m te pakken. Elfde concert voor drie violen, een trommel en een fluit in A-majeur!’