Telkens als ik haar bijna vergeten ben, kom ik haar weer tegen en schrik ik helemaal opnieuw. Haar ogen zijn net twee poolkappen en haar haar hangt langs haar magere gezicht als een stervende treurwilg na een stortbui. Ze loopt een beetje krom door de supermarkt met haar nek recht vooruit en ze kijkt fel om zich heen, waarbij ze nooit haar ogen draait, alleen haar hoofd met snelle, schokkerige bewegen. Ik maak me uit de voeten, die roerbakgroenten pak ik een andere keer wel.
Maar als ik aan de andere kant van de supermarkt ben, bij het brood, zie ik haar al uit de verte mijn kant op zweven. Ik zie ook hoe andere klanten haar onwillekeurig aankijken, waarna ze snel hun blik afwenden en hun kinderen bij de hand pakken, een arm om hun geliefde heen slaan of, als ze alleen zijn, een ogenblik tegen een schap leunen om bij te komen. Eindelijk gaat het monster een gangpad in. Ik ben blij dat ze verdwenen is, maar ook ongerust omdat ik haar bewegingen niet meer kan volgen. Hoe dan ook zal ik geen rust hebben voor ik straks mijn voordeurtje achter me dichttrek.
Laat ik mezelf trakteren op een zak Amsterdamse korstjes, voor de schrik. Met een kopje thee erbij, want mensen die thee drinken overkomt zelden iets ernstigs. Thee is ook doorzichtig, dus als er een spin in je kopje zit, zie je dat meteen. Nu alleen nog vochtig toiletpapier en – help! Ik hap naar adem als het afgestorven smoelwerk me aanstaart van nog geen veertig centimeter afstand! Met bevroren ogen, een mond als een beschimmelde scheur waardoor je tot in het hart van een bedorven tomaat kunt kijken en haren, rafelig afhangend langs de horizontale paardennek, het gezicht omlijstend als de stinkende, bruine gordijnen van het rondtrekkende theater des doods, die zich sluiten als ze haar kop weer naar het schap keert.
Dit was zo’n moment, uit angst waarvoor sommige mensen hun hele vensterbank vol zetten met Maria-beeldjes. Ik weet dat ik mijn angsten moet bestrijden met redelijke en humanitaire overwegingen, dat ik me moet verplaatsen in die arme, oude, lelijke vrouw. Maar als ze naar me had gesist was ik zonder omkijken de winkel uit gerend.