Er was eens een land waar iedereen alleen maar bier dronk. Die drank was daar heilig, net als de brouwerijen die het bier produceerden. Men was ervan overtuigd dat puur water alleen voor de minderwaardige dieren drinkbaar was en dat mensen van één druppel al dood gingen. Zo stond het geschreven in hun heilige boek. In omringende landen wist men wel beter, maar daar hadden ze dan weer een ander heilig boek waarin stond dat je respect moest hebben voor álle heilige boeken. Vandaar dat de hele bevolking van dit land iedere morgen wakker werd met een kater en iedere avond ladderzat naar bed ging, ook de allerkleinste kinderen.
Nu was er in dat land één man, Jozef Moermans, die – heel raar – met de regelmaat van de klok gewelddadig werd. ’s Morgens ging het nog, ’s middags kon je hem al beter met rust laten, maar tegen vijf uur liep hij rood aan en begon onverstaanbaar te schreeuwen. Dan moest je maken dat je wegkwam, want hij pakte je bij je keel met zijn ene hand en sloeg dan met de andere hand bovenop je kruin. Niemand wist wat deze dagelijkse uitbarstingen van woede bij hem veroorzaakte. Sommigen zeiden dat hij ooit rond vijf uur ’s middags zijn vader had vermoord en met zijn moeder was getrouwd. Anderen zeiden: ach, vijf uur is ook gewoon een rottijd. Maar aan alle begrip komt een eind en op een dag werd Jozef het land uit gezet met één kratje bier. Daar moest hij het mee doen, een gebruikelijke straf daar. Toen het bier op was, een nacht verstreken en Jozef die verschrikkelijke dorst kreeg, die wij kennen als ‘nadorst’ maar die daar gewoon ‘dorst’ heette, kon hij niet anders dan zich behelpen met water uit een frisse, klaterende bergbeek. Hij dacht: als ik dood ga, dan in elk geval niet met een droge keel.
(Wordt vervolgd.)
3 commentaren