Mijn koffer ligt open op de vloer van mijn kamer. Kleren meenemen ligt zo voor de hand dat mijn gedachten afdwalen naar secundaire zaken, zoals een camera om foto’s te maken van de hopeloze minderjarige hoeren die ik ga interviewen. Die foto’s kan ik later met Photoshop omzetten in dramatisch gecontrasteerd zwart-wit en als moderne kunst exposeren in museum De Pont. Kijk eens wat een leed die gezichten uitdrukken. Daar krijg je toch als hoerenloper geen trek in? Maar alle gezichten drukken daar leed uit. Ze zijn het gewend. Dan hebben wij het maar goed, wij slijmerds, veilig in onze slakkenhuisjes.
Ik ga ook met de pooiers praten, misschien zelfs bevriend met ze raken. Kunnen ze mij daar weer over interviewen als ik terug ben en mijn boek komt uit.
‘Hoe kun je bevriend raken met zulke mensen?’
‘Je bent in hun wereld. Het is hard. Je moet mee. Ik deed het voor het boek.’
Het boek. Een bic-pen en een kladblok moet ik meenemen. Ik huur daar een armoedig appartementje op drie hoog met een deur die je zo in kunt trappen. Binnen heeft alles zwarte randen en de keukenkastjes sluiten niet goed. Door de vergeelde luxaflex, die eruitzien alsof er een aap in geklommen heeft, zie je de straat van donker asfalt waar jongetjes met vergroeide oogleden een blikje overtrappen. Een keer in de week worden ze door een stel agenten in elkaar gemept. Dáár ga ik zitten schrijven. Die jongetjes vermeld ik tussen neus en lippen door, als sfeertekening.
Ik ga een roman schrijven over prostitutie in Singapore. Daar is research voor nodig. Ik wilde toch eens weg uit dit land waar alles zo verschrikkelijk goed gaat dat je alleen maar voor de trein kunt springen of iedere dag van negen tot vijf je leven geven voor de economie. Als ik kijk naar wat er door een winkelstraat waggelt, worstelend met zijn identiteit, denk ik niet dat we een democratie verdienen. In Singapore zijn dingen nog ouderwets verboden. Als je op straat spuugt kun je stokslagen krijgen. Geef ze eens ongelijk. Dat weke mensenvel vraagt erom.
Geen luxe tripjes meer voor mij, met vrouwen. Dat is voorbij. Geen toilettas met zeepjes meer. Geen gedichtjes meer over knappe gezichtjes. Geen hotelkamers met meubels in een verfijnde, consequente stijl. Een boek moet er komen. Een boek over ellende. Ellende wordt het inktzwarte thema, prostitutie het hartverscheurende onderwerp. Daar is research voor nodig. De ellende zit al in mijn hoofd, maar heeft nog geen vorm. Daar heb ik die prostitutie voor nodig. Illegale prostitutie. Ik moet vrouwen zien lijden en daar ’s nachts over schrijven in een rattenhol van een appartement.
Wat is zo’n koffer eigenlijk een verwijfd ding. Ik neem alleen geld mee. De rest komt daar wel.
2 commentaren