Skip to content

Water (deel 3)

Enkele uren verstreken. Jozef was klaarwakker en voelde zich zo kwiek als een vogeltje. Je weet hoe snel een vogeltje zijn kopje kan draaien, met schokjes in de maat van zijn zwakke hersengolven. Dat kon Jozef nu ook, maar zijn golven waren niet zwak; hij had juist een boel intelligente gedachten. Hij dacht aan zijn vrienden en vond ze behoorlijk dom. Waarom schreeuwden ze altijd tegen mensen die vlakbij hen stonden? Hij dacht aan zijn vriendinnen en vond dat ze zich aanstelden. Waarom kon de liefde niet zakelijk benaderd worden? Hij dacht: ‘Heen en terug zijn eigenlijk heel relatieve begrippen.’ Ook begon hij voor het eerst voorzichtig de gedachte toe te laten dat water, of in elk geval het water dat hij gedronken had, niet dodelijk was. Gif waar je zo helder van wordt, dat is nauwelijks nog gif te noemen.

(Wordt vervolgd.)