Skip to content

Levenseindekliniek (deel 4)

Steeds meer mensen hebben het over zelfdoding in plaats van zelfmoord. Ik zou nog een stap verder willen gaan. Laten we de daad zichdoding noemen. De eerste vijf jaar leggen we de klemtoon nog op de i, daarna verhuist hij naar de o. Over tien jaar noemen we het gewoon doding.

Zoals men zich de fecaliën uit de bilnaad wast, zich de apenharen van de bakkes scheert, zich in het uniform van de laatste mode hijst, zich naar zijn belachelijke baan begeeft, kan men tot het besluit komen zich bij nader inzien te doden. De toevoeging zelf, waardoor het woord zichzelf ontstaat, heeft als enige functie ten overvloede te benadrukken dat de genoemde handeling niet door een ander verricht wordt, maar door de persoon op wie de handeling ook betrekking heeft. Een normale man scheert zich. Een gehandicapte daarentegen scheert – wat knap! – zichzélf. (Daarnaast zijn er natuurlijk schrijvers die in elke situatie voor zichzelf kiezen, gewoon omdat ze dan eerder een dik boek hebben.)

De reden dat we van zelfdoding spreken – en niet van anderdoding – is dat we het ons veel beter voor kunnen stellen wanneer mensen elkaar doden, dan wanneer mensen zichzelf doden. Het woord andermoord bestaat ook al niet. Het wederkerende aspect is blijkbaar vreemd en daarom het benadrukken waard. Dat vind ik dan weer vreemd. Ik zou het veel begrijpelijker vinden, wanneer mensen met moordplannen hun messen en geweren zouden richten op de enige twee personen ter wereld die ze zonder meer om het leven mogen brengen. Zich en zichzelf.

Eén commentaar