Skip to content

Oudjaarsdag

Vroeger begon de maand december op 1 december en officieel is dat natuurlijk nog steeds zo. Maar in de praktijk begint december in Nederland al aan het eind van de zomervakantie. De periode van 1 september tot en met 30 november zien we hier als één ontzettend lange dag. We noemen die periode ‘0 december’ of ook wel ‘de dag voor december’. Op die ‘dag’ treffen de Nederlandse gezinnen voorbereidingen voor als de feestmaand echt van start gaat. Dat nemen ze heel serieus. Tegen het eind is er geen snoep of kitsch meer te krijgen.

Een valse bisschop komt aan in een willekeurige haven en confisqueert gedurende zijn verblijf de helft van onze televisiezendtijd (en sinds kort ook de bioscopen). Vlak voor hij weer vertrekt geeft hij onze kinderen zo veel speelgoed als maar in een jute zak van Blokker past. Wat hij er niet meer ingepropt krijgt, geeft hij aan de ouders. Zij leggen dat twintig dagen later aan de voet van een versierde boom. De Nederlandse bevolking trekt met grote zorg voorgedrukte wenskaarten uit een draaiend rekje en zendt die zichzelf toe.

Op de laatste dag van de decembermaand begint het grootste feest van allemaal. Dan geven ouders hun kinderen vuurwapens en sturen hen ermee de straat op. Jongens van amper dertien trekken in grinnikende groepjes door de wijk, werpen achteloos miniatuurgranaten over hun rug en schieten kleine kruisraketten af op fietsers, auto’s en stadsbussen. Alleenstaanden die hier niet van houden, kunnen het die dag beter thuis gezellig maken, met hun hond of kat.

Dat wij in Nederland ongestraft explosieven uit mogen delen aan minderjarigen, zien wij als een belangrijke verworvenheid van onze rechtsstaat. Toch brengt het ook risico’s met zich mee. SIRE voert regelmatig campagnes waarin ze waarschuwt voor stunten met zwaar vuurwerk, zodat mensen die dit toch al niet van plan waren het in elk geval uit hun hoofd laten. Het aantal gewonden is de laatste jaren aan het dalen. Afgelopen keer waren het er nog maar 770, voornamelijk omstanders en voorbijgangers.

2 commentaren