Skip to content

Geijkt patroon

Ik heb dikwijls gemerkt dat we geneigd zijn onze vrienden als type de stabiliteit toe te kennen die literaire personages in de gedachten van de lezer krijgen. Hoe vaak we ook Koning Lear weer opslaan, nooit zullen we merken dat de brave koning jolig zijn bierkroes neersmakt, alle ellende vergeten, op een vrolijke reünie met alle drie zijn dochters en hun schoothondjes. Nooit zal Emma herleven, opgewekt door de meedogende zouten in Flauberts vaders tijdige traan. Welke ontwikkeling een bepaald geliefd personage tussen de kaften van een boek ook heeft doorgemaakt, zijn lot ligt in onze gedachten vast, en evenzo verwachten we van onze vrienden dat ze een bepaald logisch of geijkt patroon volgen dat we voor hen hebben vastgelegd. Zo zal X nooit de onsterfelijke muziek componeren die in strijd zou zijn met de tweederangs symfonieën waaraan we van hem gewend zijn geraakt. Y zal nooit een moord begaan. Onder geen beding kan Z ons ooit verraden. In onze gedachten hebben we dit allemaal geordend, en hoe minder we een zeker iemand zien met des te meer voldoening gaan we na hoe gehoorzaam hij zich telkens als we van hem horen houdt aan ons idee van hem. Elke afwijzing van het lot waartoe wij hebben beschikt zou ons niet alleen als abnormaal maar ook als onethisch treffen. We zouden onze buurman, de gepensioneerde drijver van een hot-dog-kraam, liever helemaal niet hebben gekend als blijkt dat hij juist de grootste dichtbundel van zijn tijd heeft uitgegeven.

Uit: Lolita, Vladimir Nabokov (vertaald door Rien Verhoef).