Skip to content

Communiceren met kennissen

Hoe vertrouwder mensen met elkaar raken, hoe minder ze geneigd zijn hun omgang te laten dicteren door modieuze beleefdheden. Communicatie tussen boezemvrienden verloopt langs een verzameling grillige wegen, als een rivierdelta, in de loop der jaren uitgesleten door het water der conversatie. Hoofdstromen, zijstroompjes, zandbanken en lagunes zijn bekend en kunnen worden gekozen of vermeden.

Wanneer we daarentegen een kennis ontmoeten, staren we over een lap brakke grond. Onze missie is eenvoudig: als de wiedeweerga een sloot graven, vóór het spraakwater op plaatsen komt waar we het niet willen hebben.

Zwijgen is geen goud in de omgang met kennissen. Oogcontact betekent dat er gepraat moet worden. Alleen iemand tegen wie je een minuut geleden nog hebt staan kletsen, zal genoegen nemen met een knipoog of een opgestoken wijsvinger. Zeg in alle andere gevallen op zijn minst ‘hoi’. Is de situatie ongemakkelijk, zet dan een raar, hoog stemmetje op om het ijs te breken.
‘Hielieuw!’
Versnel ondertussen je pas.
Als de afstand tussen jou en je kennis vocaal onoverbrugbaar is, bijvoorbeeld in een lawaaiige omgeving, is het een goed idee om je handen aan je mond te zetten, je ogen dicht te knijpen en te doen alsof je roept. (Je mag ook echt roepen, maar omdat de ander je toch niet hoort, kun je net zo goed je stem sparen.)

Na de begroeting staat het je vrij een gesprek starten. Let wel, gesprekken tussen kennissen zijn iets heel anders dan gesprekken tussen vrienden. Vrienden gêneren zich niet om moeilijke antwoorden te geven op simpele vragen.
‘Lust je een eierkoek?’
‘Ik denk er nog even over na, als je het niet erg vindt. Misschien dat ik het weet als ik een beetje water gedronken heb.’
Bij kennissen werkt dit precies andersom: de vragen zijn buitengewoon moeilijk, maar het antwoord dient juist kort en eenvoudig te zijn.
‘Hoe staat het leven?’
‘Goed.’

Los van bovenstaand voorbeeld is het woord ‘goed’ iets om in het oor te knopen. Een ezelsbruggetje: vrienden willen dat je je laat kennen, kennissen willen dat je vriendelijk bent. Denk dus tijdens een gesprek met een kennis voortdurend: goed, goed, goed, goed, goed, goed, goed. Zelfs als je het woord nergens in het gesprek kwijt kunt, kan de dwangmatige gedachte eraan een onplezierige wending helpen voorkomen.

(Thessa Meijer maakte twee illustraties bij deze tekst.)